Keer terug

Stollingstesten

Afname

 

Zoveel mogelijk de verhouding citraat/bloed respecteren, nl. 1 deel citraat + 9 delen bloed.

Bij een moeilijke bloedafname kan weefselactivatie gebeuren, in vitro resulterend in een vals

verlengde tijd van de stollingstesten.

Stollingstesten moeten op vers afgenomen stalen gebeuren, zoniet krijgt men vals verlengde of vals verkorte waarden.

Indien de bepalingen niet onmiddellijk kunnen gebeuren, kan men het buisje afcentrifugeren

en het bovenstaande plasma invriezen.

Ook een thrombocytentelling (vers EDTA bloed) behoort tot het stollingsonderzoek.

 

Belangrijkste stollingstesten

1. De Protrombinetijd  (PTT)

Test voor het extrinsiek systeem en de gemeenschappelijke stollingsweg (zie schema).

Drie van de vier vit.K afhankelijke factoren worden hier getest, nl VII, X en II.

Verlengd bij : - leverziekten (tal van stollingsfactoren worden in de lever geproduceerd)

                       - vit.K deficiëntie of malabsorptie

                       - dicoumarol intoxicatie (vit.K antagonist)

                      - DIS (Diffuse Intravasale Stolling)  zie*

                       - een te laag fibrinogeengehalte

 

2. De Partiële Protrombinetijd (APTT)

Test voor het intrinsiek systeem en de gemeenschappelijke stollingsweg (zie schema).

Pathologisch bij een tekort aan factoren XII, XI, IX, VIII, X, V en II   (factor XII deficiëntie

veroorzaakt geen opmerkbare bloedingsstoornissen).

Verlengd bij : - leverziekten             

                       - vit.K deficiëntie of malabsorptie

                       - dicoumarol intoxicatie

                       - Von Willebrand's disease (factor VIII)  zie**

                       - DIS (Diffuse Intravasale Stolling)  zie*

                       - een te laag fibrinogeengehalte

 

3. Fibrinogeenbepaling

Test de laatste gemeenschappelijke stap van zowel intrinsiek als extrinsiek systeem.

Daling :    - leverziekten

                - diffuse intravasale stolling

                - congenitale hypofibrinogenemie

Stijging :  - ontstekingen (vooral herkauwers)         

              

Bij een dicoumarolintoxicatie zijn beide stollingstesten meestal verlengd en is het fibrinogeen-    gehalte meestal normaal.

Mogelijks zal de PTT het eerst gestoord zijn, daar factor VII de kortste halfwaarde tijd heeft.

 

 

*        Diffuse intravasale stolling (DIS)

          Pathologische toestand waarbij zowel het stollingsmechanisme als het fibrinolytisch

          systeem gelijktijdig geactiveerd worden.

          Dit kan bijvoorbeeld optreden wanneer weefseltromboplastine in circulatie komt,

          o.a. bij gemetastateerde tumoren, hemangiosarcomen, leukose maar ook bij shock,

          sepsis, ontstekingen (vb. necrotiserende pancreatitis).

          Bij DIS onstaat dus een verhoogde bloedingsneiging door verbruik van stollingsfactoren

          eventueel samen met het optreden van trombosen in de vaten.

          Het fibrinolytisch systeem produceert fibrine degradatieprodukten (FDP's) die kunnen

          aangetoond worden met een test op EDTA plasma of citraatplasma.

 

**      Von Willebrand's disease

          Komt voor bij honden (vooral Doberman pinchers) met een defect in factor VIII.

          Er is ook een abnormale bloedplaatjesfunctie, hoewel het aantal bloedplaatjes meestal

          normaal is.

          De ziekte is erfelijk en geeft meestal milde stollingsstoornissen.