Keer terug

Een nieuwe kijk op schildkliertesten

Inleiding

Wanneer we de schildklierstoornissen als een geheel beschouwen namelijk : hypotyreose (te weinig functioneren), hypertyreose (te veel) en autoimmuun thyreoiditis, dan komen deze even frekwent voor als diabetes.

Vooral lichte vormen van hypotyreose zijn veel voorkomend, 2 % van de vrouwen ouder dan 60 jaar, met een verhouding vrouw/man van 10/1.

Naast de bepaling van de vrije T4, TSH en vrije T3 zijn schildklierantistoffen en thyroidscan belangrijk.

 

Belangrijkste schildklierstoornissen

a/ Hypertyreose

1/ Ziekte van Graves-Basedow of diffuus toxisch struma : hypertyreose met exoftalmie

2/ Toxisch adenoom en toxisch multinodulaire Goiter

3/ andere : T3-hypertyreose, begin van autoimmuun thyreoiditis en factitia : overdosering met schildklierhormonen

b/ Hypotyreose

Bijna steeds bij chronische of eindfase autoimmuun thyreoiditis (congenitaal: zeer zeldzaam)

c/ Euthyreoid struma

Krop zonder gestoorde schildkliertesten

d/ Thyreoiditiden :

Meest ferkwent:  Ziekte van Hashimoto (chronisch en leidend tot hypotyreose)

f/ Schildkliercarcinomen

Zeldzaam en traag groeiend.

 

Bepaling van de FT4 (vrije T4)  en FT3 (vrije T3)

Enkel de vrije hormoonfractie is biologisch aktief (<0.1% is vrij).

Voorheen werd de vrije T4 Index berekend aan de hand van de T4 (totale T4) en de T3uptake en werd de T3 (totale T3) bepaald.

Sinds kort kan de FT4 en FT3, de vrije fracties van T4 en T3,direct worden bepaald.

Stoornissen van het TBG door medicatie (salicylaten, difenylhydantoine), zwangerschap, orale anticonceptie, androgenen, hypoalbuminemie hebben geen effect op de bepaling van de FT4 en FT3.

 

Schildklierantistoffen

Antithyroglobuline (TGHA), antimicrosomale (MCHA) of antiperoxidase (PO) antistoffen en de TSI worden voornamelijk aangetroffen bij autoimmuun thyreoiditis.

Bij systeemziekten,  andere schildklierstoornissen en bij 5% van de normale populatie kunnen lage titers worden aangetoond.

1/ Ziekte van Hashimoto : MCHA sterk verhoogd, TGHA meestal ook sterk verhoogd.

2/ Ziekte van Graves : MCHA licht verhoogd, TGHA normaal of licht verhoogd. Hier is de TSI steeds verhoogd en belangrijk voor de diagnose en evolutie van de ziekte van Graves.

3/ Primair myxoedeem (hypotyreose): matig tot sterk verhoogde MCHA en/of TGHA.

 

Welke schildkliertesten aanvragen:

   a/ TSH, vrije T4,  eventueel  schildklierantilichamen (screening schildklier) .

   b/ TSH, vrije T4, vrije T3 en schildklierantilichamen (schildklierpathologie of     behandeling)

 

Interpretatie van de schildkliertesten

 

TSH

FT4

FT3

TGHA, MCHA

Eutyreose

normaal

normaal

normaal

normaal

Hypertyreose

verlaagd ( meestal  < 0.03 iU/ml)

verhoogd

verhoogd

licht verhoogd    (Graves: TSI)

Hypotyreose

verhoogd         (soms  > 20 iU/ml)

verlaagd

verlaagd

sterk verhoogd (Hashimoto)

Subklinische hypotyreose

verhoogd                 (frekw. < 15iU/ml)

normaal

normaal

normaal of licht verhoogd

 

Schildklierstoornissen tijdens de zwangerschap.

1/ Schildklierstoornissen komen relatief weinig voor tijdens de zwangerschap.

2/ Ten gevolge van een immunologisch rebound fenomeen, komen schildklierstoornissen zeer frekwent voor in het postpartum (tot 1 jaar).  Hiervan zijn 80% autoimmuun thyreoitiden, maar 15% ziekte van Graves.

Voor de ziekte van Graves is behandeling nodig, voor de andere is er meestal spontane remissie.

3/ De bepaling van de FT3 en FT4 wordt niet beinvloed door de verhoogde TBG tijdens de zwangerschap.

 

Te volgen schildkliertesten tijdens behandeling.

1/ Bij behandeling van hypotyreose door substitutie met T4 (Elthyrone, Euthyrox, Thyrax..) probeert men geleidelijk een normalisatie van de FT4 en TSH te bekomen. Substitutie zeer geleidelijk verhogen.

2/ Na radio-jood, bij postchirurgische of  medicamenteuse behandeling van hypertyreose met thyreostatica (Neo-mercasol, Strumazol, Propylthiouracile) volgt men de  FT4, FT3 en TSH en beoogt men na 6 weken een normalisatie. 

Soms wordt initieel een -blokker en bij langdurige behandeling T4 (Elthyrone,...) toegevoegd.

3/ Men mag niet vergeten dat bij 0.5% van de patienten onder Strumazol of Thiouracil agranulocytose kan optreden en het volgen van de hematologie is dus belangrijk (vooral eerste 3 manden).

 

1/ Pop VJM et al., Postpartale schildklierfunctiestoornissen: een moeizaam herstel. Ned. Tijdschr.   Geneesk. 1992, 136: 905-907.

2/ Vermeulen A., Hypothreoidie. Tijdschr. Geneesk.1995, 51, 1512.

3/ Bogaert M. et al. Geneesmiddelen in verband met de schildklier, 1999, 183-184,   Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium